Voorjaarsvergadering 2021

De invloed van wetgeving op de procespraktijk. Doorstaat onze procesrechtelijke wetgeving de uitdagingen van vandaag en morgen?

  • Vrijdag 2 juli 2021
  • Van: 14:00 tot: 17:30

De coronacrisis en de maatregelen die in dat kader gelden, hebben veel fundamentele vragen opgeroepen op het gebied van het procesrecht. Kun je bijvoorbeeld een zitting houden zonder dat een procespartij fysiek aanwezig is? Wat als de ene partij wel bij zijn advocaat kan zitten en de ander niet? En hoe verhouden de betekeningsvoorschriften en de coronamaatregelen zich tot elkaar? Hoe zit het eigenlijk met de openbaarheid van zittingen? Moeten journalisten kunnen inloggen? Of

moet je een livestream opzetten? Duidelijk werd hoe lastig het in de praktijk was (en is) om op die vragen (snel) een antwoord te vinden .. Parlementaire stukken bieden lang niet altijd een handvat voor de beantwoording van vragen uit de praktijk. De vraag is of wetgeving niet een abstractieniveau hoger zou moeten worden ontworpen dan nu het geval is. Dat zou wetgeving toekomstbestendiger kunnen maken. Dat vraagt niet alleen om meer dan een door beginselen gestuurde benadering, maar ook om een degelijk juridisch-wetstechnische aanpak. Kortom: waar ontstaat spanning als de wereld om je heen opeens verandert en hoe kan die spanning bij voorbaat het hoofd worden geboden?

Als inleiders zullen optreden mr. P.E. Ernste (advocaat bij NautaDutilh en gast-onderzoeker bij de Vrije Universiteit Amsterdam), mr. F.F. Langemeijer (tot 1 mei 2021 plaatsvervangend procureur-generaal parket bij de Hoge Raad) en prof. mr. dr. N.J. Schrijver (staatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State).

STELLINGEN MR. P.E. ERNSTE

  1. Het recht op een mondelinge behandeling houdt niet een recht op een fysieke mondelinge behandeling in.
  2. De COVID-19 pandemie heeft laten zien dat digitalisering van de procedure bij de gewone rechter belangrijk is.
  3. De rechtspraak zal tijd en geld moeten investeren in het managen van digitale

zittingen om de voordelen ervan te behouden en recht te doen aan het beginsel van hoor en wederhoor.

STELLINGEN MR. F.F. LANGEMEIJER

  1. Never put a good crisis to waste!

De door COVID-19 geschapen grote bereidheid tot (investering in) verandering van het burgerlijk procesrecht kan beter worden gebruikt voor het verbeteren van de digitale communicatie tussen de geschilbeslechter en de procespartijen of hun vertegenwoordigers dan voor een – wellicht ook noodzakelijke − hercodificatie van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  1. De equality of arms wordt – per definitie – verstoord indien de ene partij fysiek en de andere partij slechts virtueel ter zitting aanwezig is. De equality of arms kán worden verstoord indien een partij voor het naar voren brengen van haar standpunten afhankelijk is van anderen.
  2. Wat betreft de openbaarheid van de mondelinge behandeling door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel in burgerlijke en bestuursrechtelijke gerechtelijke procedures gelden in beginsel dezelfde maatstaven als voor een fysieke behandeling (in het openbaar of met gesloten deuren). Wat betreft het hergebruik van geluids- of beeldopnamen van de mondelinge behandeling gelden onverkort de maatstaven van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens en bijzondere categorieën van beschermde persoonsgegevens.

STELLINGEN PROF. MR. DR. N.J. SCHRIJVER

  1. Tijdens de COVID-19 is ampel gebleken dat de Nederlandse wetgever

onvoldoende op een pandemie is voorbereid. De geldende wetgeving is verkokerd en onvoldoende toegesneden op een integrale benadering van wetgeving, beleid en uitvoering. De greep naar noodverordeningen, tijdelijke wetten en de niet-bruikbaarheid van staatsnoodrecht getuigen hiervan.

  1. Dynamiek, zo niet hectiek, en noodzaak van slagvaardig handelen vragen om een flexibele en wendbare wetgever, die vooral werkt op basis van kaderwetgeving die meer stoelt op beginselen dan op regels. Dergelijke wetgeving vergt een goed samenspel tussen de diverse ministeries (en dus minder starre verkokering) en ook een vroegtijdige en betere inhoudelijke dialoog tussen regering en parlement als medewetgevers.
  2. Digitale informatie- en communicatietechnieken (inclusief video-conferenties in rechterlijke procedures en digitale parlementaire stemmingen), die als gevolg van de coronacrisis zijn ontwikkeld, kunnen alle drie staatsmachten beter helpen functioneren en daarmee de twee hoofdpijlers van de rechtsstaat, te weten legitimiteit en slagkracht, versterken.
  3. Ondanks al zijn verschijningsvormen kent het coronavirus geen nationale variant. Effectieve bestrijding vereist betere internationale regelgeving, waaronder versterking van de bindende Internationale Gezondheidsregeling van de WHO en van het Unierecht.