Voorjaarsvergadering 2019

De invloed van Europa op ons procesrecht

  • Vrijdag 13 december 2019
  • Van: 14:00 tot: 17:30

Het Europese recht en de doorwerking daarvan in het Nederlandse procesrecht. Dit lijkt wellicht een ‘ver-van-mijn-bed’-show, maar de praktijk wijst keer op keer uit dat het Europese recht op meer terreinen doorwerkt dan menigeen denkt. Tijdens de Voorjaarsvergadering wordt stilgestaan bij de vragen welke terreinen dat zijn en op welke wijze het Europese recht doorwerkt in ons nationale (proces)recht. Wat betekent het Europese recht voor de rechter? En wat moet hij ambtshalve ermee doen? Wat kunnen advocaten van de rechter verwachten? Wat kunnen advocaten zelf met het Europese recht? En hoe doet Nederland het als lidstaat in de gelaagde rechtsorde van nationaal recht en Unierecht? Tijdens de Voorjaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht komen onder meer deze vragen aan de orde vanuit verschillende perspectieven.

Als inleiders zullen optreden mr. drs. C.A.H.M. ten Dam (raadsheer in opleiding in het gerechtshof Amsterdam), mr. P.M.M. van der Grinten (raadadviseur privaatrecht bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid), mr. J.W. Hoekzema (raadsheer in het gerechtshof Amsterdam), mr. M.M.C. van de Moosdijk (wetenschappelijk medewerker bij de Hoge Raad en gepromoveerd op ongerechtvaardigde verrijking in het Unierecht) en mr. F.E. Vermeulen (cassatieadvocaat te Amsterdam).

STELLINGEN MR. J.W. HOEKZEMA

  1. Het procesrecht dient zo door de rechter te worden toegepast of aangepast dat fundamentele rechten, zoals bijvoorbeeld het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op hoor en wederhoor, kunnen worden verwezenlijkt en dat aan de schending daarvan effectieve en doeltreffende consequenties worden verbonden.
  2. De rechter is niet gehouden expliciet te overwegen dat en waarom hij geen aanleiding ziet om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU, maar hij zou dat wel moeten doen.

STELLINGEN MR. F.E. VERMEULEN

  1. Het Hof van Justitie had het transparantiegebod in de Richtlijn oneerlijke bedingen niet met werking vanaf 1 januari 1995, maar bij wege van prospective (over)ruling moeten aanscherpen.
  2. In procedures op tegenspraak met verplichte rechtsbijstand moet de rechter bij ambtshalve toetsing in beginsel de last bij de consument leggen om stellingen te ontwikkelen.
  3. Ambtshalve toetsing in collectieve acties van professionele belangenorganisaties is onnodig vanuit het oogpunt van consumentenbescherming.

STELLINGEN MR. M.M.C. VAN DE MOOSDIJK

  1. Alle Nederlandse rechters zijn EU-rechters.
  2. Horizontale werking van Unierechtelijke normen is onnodig.
  3. De Nederlandse rechter moet Unierechtelijke normen ambtshalve toepassen waar mogelijk.

STELLINGEN MR. P.M.M. VAN DER GRINTEN

  1. De verhouding tussen Europees en nationaal procesrecht is en blijft moeizaam. 
  2. Deze moeizame verhouding is inherent aan het wetgevingsproces in de Europese Unie. Het voorstel voor een richtlijn voor representatieve acties voor consumenten is hiervan een voorbeeld. 
  3. Moeizaam of niet, we zijn het aan rechtszoekenden verplicht ons te blijven inzetten voor een verbetering van het procesrecht in Europa. Dit kan bijvoorbeeld door meer te werken met beginselen dan met gedetailleerde regels.