Als inleiders zullen optreden:
- dr. R.J. Koopman (Raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden)
- G.C. Makkink (Raadsheer bij het Gerechtshof te Amsterdam, Ondernemingskamer)
- mr. A.I.M. van Mierlo (hoogleraar privaatrecht aan de Erasmus School of Law (Erasmus Universiteit) en advocaat te Rotterdam).
De stellingen van mr. G.C. Makkink:
- Het grievenstelsel is een mijnenveld.
- Uit een oogpunt van rechtsbescherming is het niet voldoende nog eens aan te wijzen waar die mijnen liggen.
De stellingen van mr. dr. R.J. Koopman:
- Het beginsel van hoor-en-wederhoor dwingt op zichzelf bezien niet tot invoering of handhaving van het grievenstelsel.
- Het grievenstelsel wordt pas ingewikkeld in samenhang met andere procedureregels, zoals die van de “bindende eindbeslissing”.
De stellingen van prof. mr. A.I.M. van Mierlo:
- De behandeling in hoger beroep dient niet afhankelijk te zijn van de wijze van financiering van de Gerechtshoven.
- In zowel vorderingsprocedures als verzoekprocedures dient het hogerberoepschrift de gronden van het hoger beroep te bevatten.
- Grieven moet (en in één keer).
- De door sommige bepleite afschaffing van de positieve zijde van devolutieve werking verdient geen navolging.
- Het bepaalde in artikel 357 en 361a Rv (nieuw) is – reeds op voorhand – een dode letter.